Niet iedereen leert op dezelfde manier – dus waarom zouden we op één manier vragen stellen of dezelfde opdrachten laten uitvoeren?
Door Suzan Guliker
In de klas heb je te maken met een grote diversiteit aan leerlingen: allemaal met hun eigen talenten, interesses en manieren van leren. Zeker bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong is het belangrijk dat we hen uitdagen op een manier die bij hen past, zodat ze verder kunnen groeien in de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978).
Twee denkkaders kunnen leerkrachten daarbij helpen: de taxonomie van Bloom (herzien door Anderson & Krathwohl, 2001) en de theorie van Meervoudige Intelligenties van Gardner (1983). Door deze te combineren ontstaat ruimte voor verdieping én afstemming op individuele talenten. Het stimuleert talentontwikkeling en geeft inzicht in interessegebieden (SLO, 2025).
Denken op niveau: de taxonomie van Bloom
Kinderen die snel leren, hebben meer nodig dan alleen herhaling van lesstof. Ze willen begrijpen, ontdekken, onderzoeken en creëren. De taxonomie van Bloom biedt structuur om vragen en opdrachten op verschillende denkniveaus aan te bieden – van onthouden tot creëren (Anderson & Krathwohl, 2001).
Vooral de hogere niveaus (analyseren, evalueren, creëren) dagen leerlingen uit om kritisch na te denken, verbanden te leggen en met eigen ideeën te komen. Onderzoek laat zien dat dit type vraagstelling al bij jonge kinderen zorgt voor rijker taalgebruik en diepgaander denken.
Voor leerkrachten betekent dit: stel bewust vragen die verder gaan dan alleen feitenkennis. Denk aan:
– Waarom denk je dat…?
– Hoe zou jij dit oplossen?
– Wat vind jij van… en waarom?
Dit stimuleert niet alleen denkvaardigheden, maar ook zelfinzicht en reflectie.
Leren op jouw manier: de talenten van Gardner
Howard Gardner (1993), Amerikaans psycholoog en onderwijsexpert, stelt dat ieder mens over meerdere talenten beschikt. We gebruiken ze allemaal, maar sommige zijn sterker ontwikkeld dan andere – en die bepalen vaak hoe je het liefst leert. Hoewel Gardner oorspronkelijk sprak over ‘intelligenties’, geeft hij later aan dat het woord ’talenten’ eigenlijk beter past (Gardner, 2013).
Gardner onderscheidt acht talenten:
– Taaltalent (bijv. verhalen, schrijven, lezen)
– Rekentalent (logisch denken, patronen herkennen)
– Beeldtalent (tekenen, visualiseren)
– Muziektalent (ritmes, klanken, melodieën)
– Beweegtalent (doen, maken, bewegen)
– Samenwerktalent (met anderen samenwerken)
– Zelftalent (nadenken over jezelf, zelfkennis)
– Natuurtalent (patronen in de natuur, dieren, planten)
Door verschillende werkvormen in te zetten – zoals zingen, bouwen, tekenen of samenwerken – spreek je verschillende talenten aan en je geeft de kinderen de kans om hun talenten te gebruiken én hun begrip te verdiepen.
Elk kind beschikt over meerdere talenten, waarvan sommige sterker ontwikkeld zijn dan andere. Door aan te sluiten bij deze sterke kanten, kun je kinderen motiveren én stimuleren om zich ook op andere gebieden te ontwikkelen (Leraar24).
Praktijkvoorbeeld: thema ‘insecten’ verrijken
Hoe kun je Bloom en Gardner combineren in je les? Stel dat je werkt rond het thema ‘insecten’, dan kun je opdrachten differentiëren op denkniveau én talent. Bijvoorbeeld:
Thema: Insecten zoeken in de tuin.
Elke hoek is gekoppeld aan een talent en een hogere orde denkvaardigheid volgens de taxonomie van Bloom (analyseren, evalueren, creëren).
Speelleerplek | Talentgericht doel | Hogere orde denkactiviteit | Opdracht
|
Verhalenhoek | Taaltalent | Creëren | Bedenk samen met een klasgenoot een verhaaltje waarin een mier een probleem moet oplossen. Vertel het verhaal na of speel het uit met poppetjes |
Rekenhoek | Rekentalent | Analyseren | Leg verschillende insecten (plaatjes of speelfiguren) op volgorde van klein naar groot of van weinig naar veel poten. Leg uit waarom je die volgorde kiest. |
Knutselhoek | Beeldtalent | Creëren | Ontwerp je eigen fantasie-insect met papier, klei of restmateriaal. Bedenk waar het leeft, wat het eet, en waarom het er zo uitziet. Vertel het aan de groep. |
Muziekhoek | Muziektalent | Creëren/ Evalueren | Luister naar insectengeluiden. Bedenk je eigen ritme of klankpatroon dat past bij een insect. Laat het horen en vertel waarom je die geluiden koos. |
Beweeghoek | Beweegtalent | Evalueren/ Analyseren | Vergelijk: hoe bewegen ze verschillend? Laat dit zien in een dans of bewegingsverhaal. Vertel na afloop welk insect je het leukste of lastigste vond. |
Bouwhoek | Samenwerktalent | Creëren/ Evalueren | Bouw samen een insectenhuis of bijenhotel met blokken, karton of takjes. Bedenk samen: welk insect woont erin, wat heeft het nodig? Bespreek daarna of jullie ideeën gelijk of verschillend waren. |
IK-hoek | Zelftalent | Evalueren | Teken jezelf als een insect. Welk insect zou jij willen zijn? Wat zou je het liefst doen? Vertel waarom dat goed bij jou past. |
Ontdekhoek (natuur) | Natuurtalent | Evalueren | Ga buiten op zoek naar insecten of sporen ervan. Wat heb je gevonden? Waar zaten ze? Waarom denk je dat ze juist daar wonen? |
Insecten – Bloom & Gardner (klik hier om het thema te downloaden)
Tot slot: van signaleren naar stimuleren
Of het nu gaat om kleuters of bovenbouwleerlingen: kinderen leren het best als ze geprikkeld worden op hun denkniveau én op een manier die bij hen past.
Door bij het ontwerpen van lessen bewust gebruik te maken van:
– de denkniveaus van Bloom,
– én de talenten van Gardner,
…geef je alle leerlingen de kans om te groeien – en bied je (hoog)begaafde kinderen de verdieping die ze nodig hebben.
Dus stel jezelf de vraag: hoe kan ik mijn les verrijken door anders te vragen én breder aan te spreken?
Bronnenlijst:
- Anderson, L. W., & Krathwohl, D. R. (2001). “A taxonomy for learning, teaching, and assessing: A revision of Bloom’s taxonomy of educational objectives”. Longman.
- Gardner, H. (1983). “Frames of mind: The theory of multiple intelligences”. Basic Books.
- Gardner, H. (1993). “Multiple intelligences: The theory in practice”. Basic Books.
- Gardner, H. (1997). “Intelligence reframed: Multiple intelligences for the 21st century”. Basic Books.
- Gardner, H. (2013, October 16). “Multiple intelligences are not learning styles”. The Washington Post. https://www.washingtonpost.com/news/answer-sheet/wp/2013/10/16/howard-gardner-multiple-intelligences-are-not-learning-styles/
- (2023). “Wat er niet klopt aan de meervoudige-intelligentietheorie”. https://www.leraar24.nl/69417/wat-er-niet-klopt-aan-de-meervoudige-intelligentietheorie/
- (2025). “Talenten en leerprofielen in het basisonderwijs: Handreiking voor het herkennen en stimuleren van talentontwikkeling”. Stichting Leerplanontwikkeling.
- Vygotsky, L. S. (1978). “Mind in society: The development of higher psychological processes”. Harvard University Press.
————————————————————————————————————————————————-
“Als je niet stimuleert, hoe kunnen ze het dan laten zien?” – Het belang van stimulerend signaleren bij jonge kinderen
In het basisonderwijs groeit het besef dat vroegtijdig en proactief signaleren van talenten essentieel is. Waar vroeger werd gewacht op spontane uitingen van kindvaardigheden, ligt de focus nu op stimulerend signaleren—een actieve benadering waarbij kinderen worden uitgedaagd om hun potentieel te laten zien (Houkema et al., 2017).
Wat is stimulerend signaleren?
Stimulerend signaleren is een cyclisch proces van observeren, interpreteren, plannen, handelen en evalueren. Het doel is niet alleen signaleren, maar vooral het continu afstemmen van onderwijs op de behoeften van het kind. Door al vanaf de start van groep 1/2 doelgericht te observeren en uit te dagen in een rijke leeromgeving, worden ook minder zichtbare talenten sneller opgemerkt (SLO, 2025; Mooij, 1995).
De kracht van een rijke leeromgeving
Een rijke leeromgeving is cruciaal om potentieel zichtbaar te maken. Het gaat om materialen en activiteiten die kinderen aanzetten tot ontdekken, creëren en reflecteren. Zulke omgevingen bevatten open opdrachten met ruimte voor eigen inbreng, hebben een hoge mate van complexiteit en abstractie, en spelen zich bij voorkeur af in authentieke contexten, zoals het oplossen van realistische, complexe problemen.
Daarnaast doen ze een sterk beroep op de zelfstandigheid van leerlingen, sluiten ze aan bij meerdere begaafdheidsgebieden en leervoorkeuren (bijvoorbeeld volgens de theorie van Gardner), en activeren ze hogere orde denkvaardigheden, zoals analytisch, creatief en kritisch denken (Bloom). Ook stimuleren ze metacognitieve vaardigheden, zoals denken over het eigen denken, en bevorderen ze autonomie en zelfverantwoordelijkheid.
Een rijke leeromgeving wekt nieuwsgierigheid op, nodigt uit tot onderzoekend gedrag, en bevordert reflectie en zelfinzicht. Tot slot draagt ze bij aan het ontdekken van kwaliteiten, leerstijlen en denkvoorkeuren van leerlingen (SLO, 2025; School aan Zet, 2018; Houkema et al., 2017).
De rol van motivatie: autonomie, competentie en relatie
De Zelfdeterminatietheorie (Ryan & Deci, 2017) benadrukt het belang van het vervullen van drie psychologische basisbehoeften: autonomie, competentie en relatie. Als kinderen zich gezien en ondersteund voelen, groeit hun intrinsieke motivatie en kunnen zij hun potentieel volledig benutten (Houkema, 2020).
Goede vragen maken het verschil
Naast uitdagend materiaal zijn krachtige vragen onmisbaar. Het stellen van hogere orde vragen – zoals analyseren, evalueren en creëren – bevordert niet alleen denkontwikkeling, maar maakt ook talenten zichtbaar (Rombaut et al., 2020; SLO, 2025).
Ouders als eerste signaleerders
Ouders zijn vaak de eersten die signalen van (hoog)begaafdheid herkennen. Hun dagelijkse interactie biedt waardevolle informatie over gedrag, interesses en leerstijl. Een goede samenwerking tussen school, ouders en voorschoolse instellingen zorgt voor een sterke basis vanaf dag één (NCOJ, 2025; Kenniscentrum Hoogbegaafdheid, 2025; SLO, 2025)
Kortom: Stimulerend signaleren is geen eenmalige actie, maar een mindset. Door rijke leeromgevingen te creëren, goede vragen te stellen en de samenwerking met ouders te versterken, krijgen kinderen vanaf het begin de kans om te laten zien wie ze zijn – en wie ze kunnen worden.
Kijk voor meerinformatie op: https://www.slo.nl/thema/meer/talentontwikkeling/model-talent-ontwikkeling/
(Bron figuur 1; SLO)
Bronnenlijst:
Houkema, L., Aarts, L., & Muys, G. (2017). Stimulerend signaleren bij jonge kinderen: Gids voor leerkrachten in groep 1 en 2. Bazalt.
Houkema, L. (2020). Motiveren kun je leren: Hoe je kinderen écht in beweging krijgt. Bazalt.
Kenniscentrum Hoogbegaafdheid. (2025). Handreiking signaleren en begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen. https://www.kenniscentrumhoogbegaafdheid.nl
Mooij, T. (1995). Adaptief onderwijs: onderwijs op maat voor ieder kind. Wolters-Noordhoff.
NCOJ. (2025). Begaafdheid vroeg herkennen en stimuleren: Samenwerken vanaf het begin. Nederlands Centrum Onderwijs en Jeugd. https://www.ncoj.nl
Rombaut, K., Sypré, N., & Depaepe, F. (2020). Vragen die verrijken: De kracht van denken in de klas. Acco.
Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-determination theory: Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. Guilford Press.
School aan Zet. (2018). Handreiking Rijke leeromgevingen. https://www.schoolaanzet.nl
SLO. (2025). Talentontwikkeling in het basisonderwijs: Model stimulerend signaleren. https://www.slo.nl/thema/meer/talentontwikkeling/model-talent-ontwikkeling/
———————————————————————————————————————————————
We zijn gestart!!
De eerste weken van het schooljaar zijn cruciaal voor het vormen van een hechte groep – de zogenaamde – De Gouden Weken.
In deze periode wordt er gewerkt aan het groepsgevoel, de sfeer en het onderlinge vertrouwen. Dit helpt kinderen hun plek in de groep te vinden.
Ook voor de kinderen met een cognitieve – en sociale voorsprong is dit een spannend moment. Al zijn zij in hun sociale – en cognitieve ontwikkeling verder dan hun klasgenootjes, ook zij zijn benieuw naar hun plekje in de groep. Daarbij zijn de verwachtingen van een nieuwe klas, bij deze kinderen, vaak hoger dan bij een gemiddeld kind. Want in een nieuw klas ga je, zo wordt het hen regelmatig vertelt, nog meer ‘moeilijke’ dingen leren.
Vooral Ouders, grootouders en anderen in hun omgeving vertellen hun regelmatig dat DIT de plek is waar zij ECHT nieuwe en uitdagende dingen gaan leren.
Voor sommige van deze kinderen is dit het startmoment om te laten zien wat ze al kunnen. Voor anderen een groot obstakel. Want wat gebeurt er als ze falen? Ze kunnen immers nog niet alles lezen, laat staan schrijven op dat niveau.
In deze weken zullen veel kinderen hun omgeving nauwlettend observeren. Ze merken dat er veel herhaling is van voorgaande jaren. Of, in de kleutergroep, ontdekken ze dat andere kinderen niet altijd begrijpen wat de juf bedoelt. De vaardigheden en sociale ontwikkeling van hun klasgenoten zijn nog niet zo ver als die van hen. Hierdoor kunnen ze zich anders voelen, terughoudend worden in het laten zien wat ze al weten of kunnen, en zich mogelijk aanpassen aan de norm van de groep.
Uit onderzoek is gebleken dat Slimme kleuters* zich binnen de 6 weken aanpassen aan de groepsnorm. Deze kinderen zijn zich al snel bewust van het feit dat ze anders zijn dan de andere kinderen. Iets dat ze vaak helemaal niet willen. Het aanbod in de groep sluit helaas niet altijd gelijk aan bij hun behoefte, waar door de kans ontstaat dat ze gaan onderpresteren.
In de midden en boven bouw zien we dat de kinderen hun motivatie vaak verliezen, omdat ze helemaal geen uitdagende leerstof krijgen.
Als leerkracht is het belangrijk om je ervan bewust te zijn dat elk kind met verschillende verwachtingen binnenkomt, soms ingegeven door hun omgeving.
Leg goed contact met deze kinderen en observeer vooral in het begin hoe ze zich gedragen en wat ze laten zien. Ga met ze in gesprek en geef antwoord op hun vragen, want door hun hogere denkvermogen, hebben ze andere vragen dan de rest van de groep.
Geef uitleg waarom je dingen doet. Deze kinderen willen het NUT van een spel, activiteit of les weten. Zeker als je begint met het herhalen van lessen van het vorig jaar.
En, zorg op tijd ervoor dat ook zij uitgedaagd worden, in de zone van de naaste ontwikkeling. Want elk kind heeft recht om gelijk gemotiveerd aan de slag te kunnen gaan!
*Slimme kleuters; kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong op meerdere ontwikkelingsgebieden.